14 september 2017
De filosoof des vaderlands, René Gude verwoordde het als volgt:
‘Zin is de gemoedstoestand waarin je bent als je zinnen geprikkeld zijn…’ Er zin in hebben, dat is het lijfelijke aspect, het lustvolle, het lekkere: “Het Lustvolle is fundamenteel, in de letterlijke betekenis. Alle projecten beginnen bij de lustgevoelens van de deelnemers of lopen stuk op onlustgevoelens. Lust is de vitale bron, zonder trek gebeurt er niets. Als we planten waren zou ik zeggen: Lust is de stuwende kracht die vanuit de wortels de ware, schone en goede bloemenpracht van vitaliteit voorziet.”
Een worm heeft bril noch drone. Ik beweer echter op grond van mijn ervaring dat wij meer op wormen lijken dan menigeen lief is. We zijn slechts luxe uitgevoerde regenwormen: een maagdarmkanaal met hier en daar een zintuig of uitstulping. Een rare bal bovenaan die we brein hebben genoemd. O ja en een piemeltje (wormen missen die). Wij leren al vroeg te ontwormen: netjes eten en niet poepen op straat! En hup naar school: Kennis vergaren over de wereld.
De wetenschap vergaart kennis methodisch, zodat de waarneming niet verstoord wordt door eetlust of eerzucht. Een instrument daartoe is de Loupe. De Loupe helpt het oog te ontwaarden. De objectivering van de waarneming is nodig om je onbetrouwbare lichaam te temmen, want het vlees is zwak. Voor je het weet bedriegen onze ogen ons. Zulk een objectiverende waarnemer heeft baat bij zijn perspectief, want het perspectief plaats de waarnemer buiten het beeld: immers subject en object worden keurig gescheiden. We zijn na drie eeuwen loupe-kijken behoorlijk gewend geraakt aan deze manier van objectiveren. We kijken zo ook naar ons zelf: “Ik ben mijn brein” is een mooie uitspraak die het dilemma goed weergeeft. Het bewustzijn dat objectiveert objectiveert zich zelf ten lange leste. Dat is de dood in de pot.
Denkbeelden zijn heel hardnekkig en haast onherroepelijk. Eenmaal zo gezien, je zult er moeilijk van af komen. Denk bijvoorbeeld aan de slavernijgeschiedenis. Hoe was ooit zo’n denkraam mogelijk. Hoe is het met zwarte Piet?
Wat kunnen we leren van de worm? Wormen objectiveren niet, ze zijn slechts in hun element, de aarde. Daar zetten ze stof om en het zijn nijvere stofwisselaars. Zonder worm geen leven op aarde. (Zonder mens prima leven op aarde)
Wormen maken geen onderscheid tussen zich zelf en hun omgeving. Hun lichamelijk ervaren is zonder meer en vanzelfzwijgend. Het levende wormenlichaam is voorwaarde voor ervaringen in de wereld, dat lichaam en hun bewustzijn zijn niet te scheiden, zoals wij dat gewend zijn te doen.
Dit ervaren is voor-persoonlijk. Dit voor-bewuste ‘zijn’ weet ook, heeft ook kennis, in de wetenschap wordt deze kennis niet relevant gevonden. Maar ik voel heel goed aan waarom ik zo’n nekpijn heb. Eenmaal zo gezien kan ik er niet meer van af komen.
Kunstenaars lijken wel op wormen, ze nemen de lichamelijke ervaring als kennisbron wel degelijk serieus en in hun wormproces wisselen ze van stof (spijs verteren).
Het lichaam is primair middel om de wereld te leren kennen en daarom is niet het denkbeeld vertrekpunt van dit project maar ‘het vlees': Hoe bewegen we en worden we bewogen in ons element: Verf, water, wind, klank, ruimte, sfeer, de fysieke arbeid, de ander. We maken dan ook geen objectiverend beeld van de werkelijkheid maar we maken de ervaring zichtbaar, voelbaar en hoorbaar, waarin al de denkbeelden vervagen.
Dat is het wat we gaan doen in de Bovenkerk: wormpje spelen. We komen daarmee van begin af aan in dialoog met de scholastieke visie die ten grondslag ligt aan het gebouw de Bovenkerk (Zo boven, zo beneden), maar daarover later meer.