23 oktober 2025

Als kind dacht ik vaak na over het raadsel van het oog. Je kunt je eigen oog niet zien, behalve in de spiegel. We kijken immers van ‘binnen naar buiten’. Dat is hoe ik het nu noem, omdat ik toen nog geen woorden had. Wat me wel opviel, was dat je slechts één 'gat' zag als je vanuit het binnenste van je hoofd naar buiten kijkt. (Beide oogvensters vallen samen, logisch maar voor een kind verbazingwekkend). Ik kon het gedeelte tussen de ogen niet zien. Waar eindigt dan buiten en waar begint binnen? Dat kon ik voelen met de vingers. Het oog heeft een buitenrand, net als een venster. Wie staat er achter dat venster te kijken? Deze verwondering leidde tot mijn interesse in perspectieven. 

Zoals een brave leerling betaamt leerde ik om te objectiveren: ik leerde hoe de wereld werkt hoe de wereld hoort te zijn en wat onzin is. Vooral leerde ik hoe ik me moest gedragen. Ik merkte als kind al dat de meeste mensen niet zagen wat ik zag. Ik oefende me erin om met de ogen van anderen te kijken, met de ogen van de cavia bijvoorbeeld of de de ogen van de brandnetel. Daardoor leerde ik me te verplaatsen in anderen, in andere dingen en in onzichtbaarheden. Het lenen van ogen heb ik gecultiveerd, ik heb er mijn beroep van gemaakt. 

Tekenaars en kunstenaars trokken me vooral aan vanwege hun vermogen om iets te laten zien dat niet bestaat. De voorstelling is plat, maar je ziet er toch iets in. Het is er én het is er niet. Elke kunstenaar, en ook ik, weet dat we de wereld zien als een voorstelling van zaken. We zien wat we weten en willen weten.

Zolang we de wereld blijven zien als een verzameling losse onderdelen, blijven onze oplossingen voor de huidige problemen oppervlakkig. We repareren symptomen zonder de oorzaak aan te pakken. Onze manier van kijken verandert pas als we ons realiseren dat de wereld – buiten én binnen – niet bestaat uit losse delen, maar een vloeiend geheel vormt van onderling verbonden patronen. Pas wanneer we leren kijken met de ogen van anderen en het andere leren zien, begrijpen we dat we zelf deel uitmaken van ecosystemen, gemeenschappen en organisaties. Dan ontstaat er ruimte voor echte verandering.

Verandering vraagt dus niet alleen om nieuwe structuren, maar ook om een ander verhaal en een ander bewustzijn. We kunnen daarin oefenen, door de ogen te openen voor het vreemde, het ongeziene, dat uit te nodigen om ons bewustzijn te bewonen. Dan gaan we de oren openen voor wat geen taal en zin kent en ook nog niet uitgesproken is. In die samenwerking ontstaat een nieuwe taal, een nieuw verhaal en een nieuw perspectief.